maandag, juli 25, 2005

HET HYPNOTISME EN ZIJNE TOEPASSING IN DE GENEESKUNDE. door Dr. A.W. VAN RENTERGHEM.


[p. 389]
HET HYPNOTISME EN ZIJNE TOEPASSING IN DE GENEESKUNDE. door Dr. A.W. VAN RENTERGHEM.
I.
INLEIDING EN HISTORISCH OVERZICHT.
De hollandsche literatuur maakte tot dusverre weinig gewag van het hypnotisme, terwijl buiten de grenzen van ons vaderland meer en meer de aandacht van het geleerde en niet geleerde publiek op dit onderwerp wordt gevestigd.
Gezwegen over het dagelijks nog wassend getal lijvige boekdeelen, brochures en vak-tijdschriften, waarvan de opsomming alleen eenige bladzijden zoude vullen, zoo valt het niet te verheelen dat het hypnotisme mode-artikel is geworden in de hoogere kringen; en de wetenschappelijke wereld van alle landen dwingt, zich met zijn studie bezig te houden.
Na een tijdperk van koortsachtig leven van het mesmerismus, op het einde van de vorige en in den aanvang van deze eeuw, van overdrijving en overschatting, van een vurig geloof aan zijne wonderen, volgde van de zijde van het groote (en meerendeels ook van het wetenschappelijke) publiek - als natuurlijke tegenslag, een niet genoegzaam gegrond wantrouwen en volslagen ongeloof. Als een keerpunt
[p. 390]in de publieke schatting, mag men den datum rekenen van het eindbesluit, genomen door de ‘Académie de médecine,’ naar aanleiding van de minder gunstige beoordeeling der verschillende uit haar boezem gevormde commissieën. ‘Désormais (1 Oct. 1840) l'Académie de médécine ne fera aucune réponse aux communications qui lui seront faites sur le magnétisme animal.’
Deze officiëele doodverklaring is evenwel niet voldoende gebleken om het dierlijk magnétisme te begraven.
Reeds in de navolgende jaren (1841-1843) mogen wij de geboorte begroeten van het hypnotisme. Onder dezen naam toch herrees op engelschen bodem het dierlijk magnetisme, schitterend als een phenix, uit zijn asch.
James Braid, een scherpzinnig chirurg van Manchester, na met aanvankelijk wantrouwen de vertooningen van den franschen magnétiseur Lafontaine te hebben bijgewoond, voelde zich aldra genoopt de werkelijkheid der phenomenen te erkennen, maar kon zich niet vereenigen met diens op de fluidistische théorie 1) steunende verklaringen.
Na eenigen tijd van ernstig onderzoek, kwam hij tot de verrassende uitkomst, dat het langwijlige en vermoeiende mesmériseeren - het doen van ‘passes’ - zeer goed kon ontbeerd worden, ja, dat de tegenwoordigheid van den magnétiseur, strikt genomen, overbodig was om den magnetischen slaap in te leiden. Door te staren op een glinsterend voorwerp op korten afstand vóór boven de oogen gehouden, ontstaat na korteren of langeren tijd een vermoeienis van de oogleden; deze gewaarwording èn het beperken van de oplettendheid op dit eenige denkbeeld, veroorzaakt den slaap.
In dezen slaap nu, waarin ieder zichzelven brengen kan, is het aan Braid gebleken dat dezelfde verschijnselen kunnen worden voortgebracht die de fluidisten tot nu toe meenden alleen eigen te zijn aan hun magnetischen slaap. Om de
1) De fluidisten nemen aan dat een invloed van persoon op persoon, en wel een overdracht van zenuwkiacht, van levens-fluide van den magnetiseur op den gemagnétiseerdc, den mesmerischen slaap en zijne verschijnselen teweeg brengt.
[p. 391]grondstelling, van welke hij uitging, naar behooren af te bakenen van die der fluidisten, sloeg hij voor: den naar zijn voorschrift verwekten toestand als hypnotischen te onderscheiden van hun magnetischen slaap.
Om der waarheid niet te kort te doen, wil ik hier even herinneren dat in het opstellen der anti-fluidistische théorie, Braid een voorlooper gehad heeft in den portugees Taria. Deze, een abt, gaf in 1815 te Parijs een reeks van ‘séances de magnétisme,’ die druk bezocht werden en zeer de nieuwsgierigheid van het publiek gaande maakten. Bij den aanvang van elke zitting gaf Taria met nadruk te kennen, dat hij niet bedeeld was met eenige bijzondere of magnétische kracht, dat hij hoegenaamd geen persoonlijken invloed uitoefende op de zich aan zijne proefnemingen onderwerpende aanwezigen, maar dat de voortgebrachte verschijnselen uit henzelven en uit hun lichaamsgestel voortkwamen. Hij begon dan zijne werkzaamheden met acht of tien personen uit het gezelschap en mocht er gemeenlijk in slagen twee, soms meerdere van hen, in somnambulisme te brengen.
Taria liet den te magnétiseeren persoon in een armstoel plaats nemen, verzocht hem de oogen te sluiten en zijn aandacht te bepalen tot het denkbeeld van slapen en sprak dan plotseling en onverwacht het bevel uit; ‘Slaapt!’
Deze aanmaning, zoo noodig twee tot drie malen herhaald, bleek dan voldoende om den - door Taria zoo genoemden - ‘Sommeil lucide’ te verwekken.
Beetgenomen door een parijsch tooneelspeler, die op eene séance veinsde te slapen en den abt wilde ontmaskeren, sloeg de bewondering van het publiek plotseling over tot wantrouwen en ongeloof en werd Taria - zeer ten onrechte - aan de kaak gesteld als een gemeen bedrieger.
De leer der Suggestie, reeds door Taria toegepast, werd voor goed aangenomen en haar grondslag onwederlegbaar bewezen, door James Braid.
In den hypnotischen toestand wordt de verbeeldingskracht van den slapenden persoon zoo levendig, dat alle gedachten - hetzij dezelve eigenmachtig in zijn brein opdoemen, hetzij
[p. 392]dat zij er door Suggestie van een persoon op wien de slapende bijzonder let en vertrouwt, ontstaan - den vorm en de macht verkrijgen van de werkelijkheid.
Braid's hooge verdiensten bepalen zich echter niet tot het scheppen van het hypnotismus en tot de waardeering van de leer der Suggestie. Als practisch Brit en kundig arts tevens, trachte hij, en mocht hij er ook in slagen zijne studiën dienstbaar te maken aan de lijdende menschheid.
In de door Reijer bezorgde uitgave van Braid's geschriften 1) , vind men eene uitvoerige beschrijving van een groot aantal zeer verschillende ziektetoestanden, welke door hypnotismus behandeld en genezen werden.
Eene sedert vele jaren bestaande hoornvliesverduistering, verscheidene gevallen van zwarte staar, enkele van nerveuse doofheid - ook bij doofstommen -, hysterische krampen, contracturen en verlammingen, stemmeloosheid, eenzijdige waanzin, drinkerswaanzin, vallende ziekte, St. Vitusdans, zenuwpijnen, jicht, rheumatismus, hardnekkige verstopping, pijnlijke doorloop, menstruatie-stoornissen, gebrek aan eetlust, weêrzin in spijzen; zietdaar eene reeks van kwalen of lastige verschijnselen die Braid langs genoemden weg met vrucht mocht bestrijden of opheffen. In gevallen van roodvonk gelukte het hem de koortsbeweging te bedaren, de zweet-afscheiding uit te lokken, enz.
De lezer zal wellicht geneigd zijn Braid van overdrijving te beschuldigen en meenen dat een te groote ingenomenheid met zijne geneesmethode 's mans oordeel heeft beneveld.
Deze verdenking wordt genoegzaam ontzenuwd door Braid zelf waar hij schrijft 2) :
‘Die Hauptaufgabe jeder Behandlung ist, Functionen entweder zu erregen oder herabzudrücken, oder einen vorhandenen Zustand der Empfindlichkeit und Circulation zu erhöhen oder zu minderen, sei es lokal oder allgemein. Dazu
1) Der hypnotismus. 1882.
2) Ausgewählte Schriften von J. Braid. Deutsch herausgegeben von W Preijer. S. 188.
[p. 393]gehören dann auch die nothwendigen begleitenden Veränderungen in der allgemeinen und vorzüglich in der Capillar-circulation. In dieser absicht kann nach meiner Ueberzeugung der Hypnotismus bei Behandlung einiger Krankheitsformen mit der nämlichen Leichtigkeit und Sicherheit verwendet werden, wie unsere einfachsten und erprobtesten Behandlungsmethoden, und dies ist der Grund, weshalb ich die Aufmerksamkeit auf ihn zu lenken wünsche, als auf ein mächtiger adjuvans der anderweitigen Behandlung und als ein Mittel von besonderer Brauchbarkeit bei vielen nervösen Leiden, die jeder gewöhnlichen Behandlung, durch Arzneigebrauch widerstehen.
‘Dagegen aber möchte ich mich entschieden verwahren, als lege es in meiner Absicht, den Hypnotismus als Panacee oder Universalmittel auf zu stellen. Ich glaube nicht an das vorhanden sein irgend eines Universalmittels.
‘Krankheiten sind verschieden ihrer Natur, ihren Ursachen und den Eigenthümlichkeiten der Constitution derjenigen Individuen nach, die ihnen unterworfen sind, und folglich erfordern sie eine Behandlung, dir dem entsprechend abgeändert wirden muss. So ist denn in der That wohlbekannt, dass ich den Hypnotismus für sich allein nur bei einer gewissen Klasse von Fällen anwende, für die ich ihn durch Versuche als besonders geeignet erwiesen habe, und dass ich in andern Fällen von ihm Gebrauch mache in Verbindung mit Arzneien, während ich in der überwiegenden Mehrzahl von Fällen überhaupt keinen Hypnotismus benutze, sondern mich ganz auf die Anwendung von Arzneien verlasse, die ich in solchen Dosen gebe, wie man sie für geeignet hält, um deutlich wahrnehmbare Wirkungen hervorzubringen.’
Niettegenstaande Braid's welgeslaagde pogingen om het hypnotismus dienstbaar te maken aan de geneeskunde, geraakte zijne methode in vergetelheid.
Van de eenzijdige toepassing van den kunstmatigen slaap - tot het verkrijgen namelijk van gevoelloosheid - vindt men echter nog wel gewag gemaakt. Zoo was het Dr. Esdaile te Calcutta mogelijk een 300-tal groote chirurgische operatiën
[p. 394]te verrichten, gedurende den hypnotischen slaap. In December 1859 besprak Velpeau namens Broca, in de Académie des Sciences, het nut van het hypnotismus, in zijne toepassing als verdoovingsmiddel bij heelkundige kunstbewerkingen; enkele fransche heelkundigen maakten gewag van, onder die voorwaarden, zonder pijn verrichte operatiën, doch weldra bleek het dat slechts enkele te opereeren individuen genoegzaam onder den invloed kwamen om nut te hebben van deze handelwijze, terwijl de - bijna gelijktijdig door Flourens en Simpson - bekend geworden waarde van de chloroform aan de hypnotische anaesthesie den genadeslag toebracht.
De studie van het dierlijk magnétisme werd sedert wel is waar niet verlaten; vele onderzoekers bleven er zich mede bezig houden, doch eerst sedert 1878, toen de beroemde parijzer hoogleeraar J.M. Charcot zijne onderzoekingen op dat gebied aanving, mag men aannemen dat het goed recht van het hypnotisme van officiëele zijde werd erkend.
Lang vóór die officiëele erkenning verschenen onder meerdere, twee zeer belangrijke werken op dit gebied, namelijk een ‘Cours théorique et pratique de Braidisme ou Hypnotisme nerveuse’ (1860) van de hand van Durand de Gros (onder het pseudonyme van Dr. J.P. Philips), en een werk van Dr. A.A. Liébeault, getiteld ‘Du Sommeil et des états analogues, etc.’ (1866).
De eerste dezer schrijvers bracht vóór 34 jaren de denkbeelden en proefnemingen van Braid over op franschen bodem. Hij schreef in 1855 een ander der studie overwaardig boek: ‘Electro-dynamisme vital ou les relations physiologiques de l'esprit et de la matière,’ waarvan zijn ‘Cours de Braidisme’ als een werkelijk vervolg en als eene aanvulling mag worden beschouwd.
Volgens Durand de Gros mag men niet aannemen dat het hypnotisme van Braid het mesmérisme zou te niet gedaan hebben; beide toestanden bieden eigenaardige verschillen aan en hebben hun goed recht van bestaan. Hij wil de suggestie beschouwd zien als een boven-bouw, die noodzakelijk genoemde
[p. 395]toestanden als grondvesten behoeft en zonder deze zich niet kan staande houden.
Dr. A.A. Liébeault mag men als den evenknie beschouwen van Braid. Practisch geneesheer gelijk deze, goed opmerker en bedeeld met een zeldzame volharding en taai geduld, zoo begroet ik in hem den grondlegger der Suggestionistische School in Frankrijk.
Sedert Juli 1886 verschijnt in Frankrijk - dat zoo veel, zoo niet het meest, bijdroeg tot de wetenschappelijke ontwikkeling van het hypnotisme - een maandschrift ‘Revue de l'Hypnotisme’, op welks titelblad als medewerkers de namen vermeld staan van tal van hoogleeraren en doctoren (zoo uit Frankrijk als uit den vreemde).
Onder de medewerkers zijn geneesheeren, maar ook philosophen en rechtsgeleerden; zij vertegenwoordigen tevens verschillende richtingen; want ook in het hypnotisme zijn de meeningen uiteenloopend.
Dat brengt mij tot de vermelding van de geschilpunten, die er bestaan tusschen de twee hoofdrichtingen, tusschen de school van Parijs en die van Nancy.
Welke dier richtingen men ook moge toegedaan zijn, zoo zal men nimmer kunnen ontveinzen dat het hoofd der Parijzer school door zijne schoone onderzoekingen de wetenschappelijke wereld heeft overtuigd van het bestaan en van de werkelijkheid der hypnotische verschijnselen.
J.M. Charcot, membre de l'Institut et professeur de clinique des maladies du système nerveux à la Salpétrière, bestudeerde het hypnotisme bij uitsluiting op duidelijk hysterische personen. Volgens hem vertoonen deze de kenmerken van het hypnotisme in hunnen meest volmaakten en scherpst uitgedrukten vorm en op zoodanige wijze, dat alle twijfel aan de echtheid van dien eigenaardigen toestand van het zenuwleven onmogelijk is.
Een aantal punten van overeenkomst in het verschijnselenbeeld van uitgedrukte hystérie en dat van op hysterischen bodem verwekte hypnotisme, noopten hem den laatsten toestand te beschouwen als een kunstmatig zenuwlijden.
[p. 396]
Charcot onderscheidt drie hoofdtoestanden in het volledig verschijnselen-beeld van het hypnotisme bij hystéricae, waaraan hij den naam heeft gegeven van grand-hypnotisme:
1. de Catalepsie,
2. de Lethargie en
3. het Somnambulisme.
Hij erkent evenwel gaarne dat in verreweg het meerendeel der gevallen dit beeld onvolledig of verbasterd is. Vele aanhangers van Charcot, onder anderen Dumontpallier, hebben nogthans sedert lang aangetoond, dat het aantal van die toestanden - door het aanwenden van verschillende handgrepen van de zijde van den opérateur - zich laat uitbreiden tot een onbegrensd getal van tusschen- en overgangsvormen, waardoor het kenschetsende van Charcot's nosographie verloren gaat en te kunstmatig blijkt te zijn.
De Parijzer school hecht niet die overwegende beteekenis aan de suggestie, bij de behandeling van zenuwlijders; handhaaft het goed recht der metallothérapie, van het drukken op hystérogene punten en schrijft aan een geregeld herhaald inleiden van den hypnotischen slaap ook zonder toepassing der suggestie de vermindering toe in aantal en hevigheid van vele hysterische verschijnselen.
Charcot en zijne school achten de aanwending van den hypnotischen slaap alleen gewettigd in ziekte-toestanden met hysterischen grondslag.
‘Il est médicalement interdit,’ durft Gilles de la Tourette 1) schrijven, ‘sous peine de voir se développer une foule d'accidents beaucoup plus graves que ceux qu'on entreprenait de guérir, d'hypnotiser les sujets ne présentant pas les symptomes d'hystérie confirmée.’
Genoemde schrijver valt echter in zijn eigen zwaard, daar hij een oordeel velt op gezag van anderen, zooals blijkt uit deze toevoeging: ‘Cette proposition, que nous tirons de la pratique de notre maitre M. le professeur Charcot, pourra sembler tout au moins exagérée à ceux qui ne connaissent
1) L'Hypnotisme et les Etats analogues etc. 1887.
[p. 397]de l'hypnotisme que ce qu'ils en ont pu lire dans des livres plus ou moins médicaux; qui n'ont jamais expérimenté euxmêmes, ou qui, ayant expérimenté et ne possédant antérieurement aucune connaissance médicale, ne sont pas après à discerner pathologiquement le bien du mal.’
De school van Nancy, op wier vaandel met gulden letters het woord ‘Suggestie’ geschreven staat, is meeningen toegedaan, die scherp afsteken bij de opvattingen en overtuiging van Charcot en zijne volgelingen.
Volgens Liébeault, den stichter der suggestionistische school, en zijne leerlingen, mag de hypnotische toestand niet worden beschouwd als een kunstmatig verwekt zenuwlijden; de hypnose is eene zuster van den natuurlijken slaap; men kan haar voortbrengen bij het groote meerendeel van alle individuen; tal van ziekte-toestanden van zeer onderscheiden aard - onverschillig of zij op hystérischen of niet-hystérischen bodem staan - kunnen door dien kunstmatigen slaap, hetzij met of zonder medehulp van de suggestie, verbeterd of genezen worden.
De Parijzenaars hebben aanvankelijk de schouders opgehaald over de waarnemingen en de uitkomsten verricht en verkregen door de onderzoekers van Nancy; zij hebben den te Nancy ingeleiden slaap betiteld met den naam petit-hypnotisme en zijn blijven vasthouden aan de drie zoogenaamd classieke phasen: somnambulisme, catalepsie en lethargie.
Doch in den laatsten tijd, maar vooral sedert de verschijning van het boek van Dr. Bernheim, den hoogleeraar in de medische kliniek aan de faculteit van Nancy, getiteld ‘De la Suggestion et de ses applications à la thérapeutique‘, beginnen de meeningen van de Suggestionisten meer veld te winnen.
Bernheim verzekert, dat hij langs den gewonen weg nimmer de drie hoofdphasen van Charcat bij een zelfde persoon heeft kunnen verkrijgen. Volgens dezen onderzoeker zouden de verschillende - elk dier perioden kenschetsende - verschijnselen geboren worden door wat hij genoemd heeft ‘l'éducation expérimentale de chaque malade’.
[p. 398]
De waarnemingen van ziektegevallen opgenomen in de Revue de l'hypnotisme, zijn even zoo vele teekenen dat in den wetenschappelijken strijd der beide scholen de zege meer dan waarschijnlijk aan de zijde der Lotharingers zal zijn.
II.
LIÉBEAULTEN DE SUGGESTIONISTISCHE SCHOOL.
Het was in 1848, dat de toen 25-jarige A.A. Liébeault, student in de geneeskunde te Straatsburg voor het eerst kennis maakte met het dierlijk magnétismus.
Een zijner vrienden had aan een boekenstalletje een werk gekocht over dit onderwerp en aan Liébeault uitgeleend. Deze wiens nieuwsgierigheid gaande gemaakt was door een voorafgegaan gesprek met een zijner professoren, die den staf had gebroken over het mesmérisme, verslond letterlijk het boek en kon zich niet weêrhouden ook eens eenige proefnemingen te wagen.
Toevallig gelukten deze zoo goed, dat hij van vijf personen er vier in somnambulen toestand bracht.
Hij nam zich dan ook stellig voor om deze zoo ongewone verschijnselen nader te bestudeeren.
Eerst 12 jaren later evenwel was het hem mogelijk dit plan te volvoeren.
Hij had na eene eervolle promotie de Straatsburger faculteit verlaten en zich als genees-, heel- en verloskundige neêrgezet te Pont Saint-Vincent een welvarend vlek in het Departement Meurthe et Moselle.
Daar viel hem het voorrecht te beurt een uitgebreide maar tevens zeer winstgevende praktijk te krijgen, zóodat hij, zonder eenig fortuin begonnen, in 1860 genoeg had kunnen op zijde leggen om zich onafhankelijk te gevoelen. Van toen af legde hij zich met ernst toe op de studie van het magnétisme en onderwierp aan deze wijze van behandelen
[p. 399]die patienten die er zich wel toe wilden leenen. Hij deed namelijk aan de zieken, die zijne hulp inriepen dezen voorslag: ‘indien gij wilt dat ik u op de ouderwetsche manier met geneesmiddelen behandel zoo ben ik tot uw dienst en ik eisch van u de gewone geldelijke belooning; maar zoo gij mij toestaat u te helpen door den kunstmatigen slaap dan verlang ik geen betaling en gij zult er niet te minder spoedig om genezen.’
Vier jaren lang ging L. voort op deze wijze de praktijk uit te oefenen op het platte land; des zomers steeg hij reeds 's morgens half 3 te paard om bezoeken in den omtrek af te leggen; hij wist te woekeren met zijn tijd, besteedde den ganschen dag aan het steeds aangroeiend getal patienten en begaf zich 's avonds 9 ure te bed.
Hij had in dien tijd zooveel ervaring opgedaan, zooveel bouwstoffen bijeengebracht voor zijne nieuwe wetenschap dat hij eindelijk zijn ongeduld niet langer kon bedwingen, de plattelands-praktijk vaarwel zegde en zich terugtrok te Nancy (Maart 1864) met het voornemen om zich nu uitsluitend te wijden aan de studie der psychologie.
De nu volgende twee jaren besteedde Liébeault aan het verzamelen en rangschikken zijner aanteekeningen en aan het schrijven van zijn eerste werk: ‘Du sommeil et des états analogues etc.’ waarmede hij hoopte de medische wereld te overtuigen van de hooge waarde eener toepassing van den kunstmatigen slaap op zieken.
Na het volbrengen van deze taak was het den onvermoeiden, met hartstocht voor zijn lievelingsstudie bezielden man, niet mogelijk om werkeloos te blijven; het duurde dan ook niet lang of hij opende de deuren zijner nederige - in een stille buitenwijk der stad gelegen - woning voor die zieken die niet angstig waren hun lichaam toe te vertrouwen aan een gek!
Als zoodanig toch werd hij beschouwd.
Was het dan ook niet het werk van een krankzinnige eene goede, zelfs zeer winstgevende praktijk te verlaten en dat om een boek te schrijven vol onzin en ongerijmdheid en,
[p. 400]om de maat vol te meten, zich te gaan wijden aan de verpleging van behoeftige, deels ongeneeslijke, deels ingebeelde zieken door middel van een niet minder ingebeelden kunst?!
De wereld liet Liébeault links liggen; zij zweeg hem dood èn zijn boek. Men verachte en bespuwde den onnoozelen hals, dien men toch geen kwakzalver kon noemen, want de man was de verpersoonlijkte onbaatzuchtigheid.
Dag aan dag van 's morgens 7 uur tot klokke 12 stroomden hem de zieken toe, en dagelijks mocht hij belangrijke genezingen doen, somtijds als 't ware wonderen verrichten.
Zoo hij de elegante of geletterde wereld niet tot zijne zieken mocht rekenen, zoo zelfs de burgerij den neus optrok voor den magnétiseur, toch ontbrak het den door zijne gelijken miskenden, door meest allen geschuwden ijveraar niet aan oprecht dankbare en getrouwe patienten.
‘Le bon père Liébeault’, zooals zij hem gaarne noemden, nam geen geld aan, maar legde zijne herstelde zieken als eenige schuldkwijting op, om hun vorigen geneesheer op te zoeken en dezen te vertellen dat zij aan hem, Liébeault, hun genezing te danken hadden.
Het meerendeel vergenoegde zich met genezen te zijn en voldeed niet aan dat verzoek, en die weinigen, die het deden ontvingen gemeenlijk van hun dokters het bescheid: ‘gij zoudt ook zonder dat genezen zijn’ of ‘gij zult zien dat de kwaal terugkomt’, ‘gij sterft toch aan die ziekte’, ‘het dierlijk magnetisme is een samenraapsel van onzin.’
Gedurende de noodlottige maanden van den Fransch-Duitschen oorlog, toen Nancy zich in handen bevond van den vijand, zag Liébeault zich genoodzaakt zijne kliniek te sluiten. Hij verdeelde nu zijn tijd tusschen zijne gekwetsten en de studeertafel. Men had namelijk den ijverigen man de leiding opgedragen over eene afdeeling gekwetste duitsche militairen, tijdelijk onder dak gebracht in de lokalen van het Groot-Seminarium.
Met hart en ziel besteedde hij het grootste deel van den dag aan de verpleging van de aan zijne zorgen toevertrouwde zieken en gewonden en gebruikte de overblijvende uren tot
[p. 401]het schrijven van een tweede werk: ‘Ebauche de Psychiologie’ dat in 1873 het licht zag.
Na het sluiten van den vrede, hervatte L. zijne séances en het was tijdens een dier zittingen dat hij het bezoek ontving van een oud academie-vriend, dr. Lorrain uit Straatsburg. Deze, uiterst verbaasd over hetgeen hij hier zag verrichten, bracht een volgenden dag een zijner vrienden mede, die zeer tegen zijn zin kwam - beducht als hij was zich in opspraak te brengen - zoo sterk was het vooroordeel tegen Liébeault.
De medegebrachte vriend, de heer Dumont, bekleedde de betrekking van ‘Chef des travaux physiques’ bij de medische faculteit te Nancy. Hoe bevooroordeeld ook aanvankelijk, toch gevoelde hij zich spoedig zoo aangetrokken door het belangwekkende, zoo overtuigd van de waarachtigheid der waargenomen verschijnselen, dat hij meermalen zijn bezoek hervatte en weldra met een ijver bezield werd, dien hij met moeite een jaar lang wist in te toomen.
Dumont, die in zeer vriendschappelijke verhouding stond tot dr. Sizaret, den geneesheer van het nabij Nancy gelegen krankzinnigengesticht te Maréville, vond daar eene zeer geschikte gelegenheid om zijne opgedane ervaringen te toetsen aan het groot aantal hysterische lijders aan dat asylum.
Hier gaf hij nu, met Sizaret's medewerking, geregelde séances d'hypnotisme, waarvan alras zoo'n roep ging, dat gansch Nancy er heen liep; hij genas tal van ziekte-toestanden, waaronder een geval van contractuur van het rechterbeen, dat reeds 3 jaren had bestaan, en een van vallende ziekte bij eene hysterica, die 4 tot 6 aanvallen daags had.
Korten tijd te voren ontving dr. Liébeault op een zijner séances het bezoek van een andere nieuwsgierige, een bezoek dat hij als een groote gebeurtenis mocht opvatten. Het was aan Liébeault gelukt, eene vrouw te genezen van eenzijdige Ischias met atrophie aan de gansche extremiteit, na eene geregelde behandeling van zes maanden.
De aandoening had zes jaren bestaan; de lijderes had vele doctoren geraadpleegd en was het laatst, doch zonder baat,
[p. 402]behandeld geworden door dr. Bernheim, hoogleeraar in de inwendige ziekte-kunde en leider van de geneeskundige kliniek bij de faculteit van Nancy. Naar ouder gewoonte had L. zijne herstelde zieke opgedragen zich aan haar vorigen geneesheer te vertoonen en dezen mede te deelen dat zij haar genezing aan het Hypnotisme te danken had.
Dit feit nu en de geruchtmakende verrichtingen van den heer Dumont hadden professor Bernheim er toe gebracht alle vooringenomenheid op zijde te leggen en een bezoek te brengen aan ‘père Liébeault’ (1882.)
Ongeloovig, vol twijfelzucht, was de hoogleeraar tegenwoordig bij die eerste séance. De handelingen van den hypnotiseur droegen zulk een stempel van vreemdheid, van onnoozelheid, dat het hem moeite kostte een medelijdenden glimlach te onderdrukken.
Het medelijden week echter weldra, de twijfelzucht en het ongeloof ruimden plaats voor groote belangstelling en diepe bewondering; de bezoeken werden herhaald en de tot nu toe verachte en miskende geneesheer vond in den vertegenwoordiger der officieele wetenschap een welmeenend vriend en waarachtig bewonderaar.
Na nog langen tijd geaarzeld te hebben, besloot Bernheim eindelijk ook zelf het hypnotisme aan lijders te beproeven; hij slaagde volkomen en verkreeg gunstige uitkomsten. Overtuigd van het groot belang eener richtige toepassing van hypnose en suggestie in de geneeskundige praktijk en nu genoegzaam bedreven in de behandeling dezer tot nog toe zoo vreemde geneeswijze, was het den hoogleeraar niet lang mogelijk aan de verzoeking weerstand te bieden om het hypnotisme openlijk toe te passen in zijne kliniek.
Weldra schaarden twee andere geleerden, J. Liégeois en H. Beaunis, zich onder de vrienden van Liébeault; zij deelden zijne inzichten en opvattingen in zake hypnotisme en namen een werkzaam aandeel in de beweging op dat gebied.
De eerste is hoogleeraar in de rechten, de tweede hoogleeraar in de physiologie te Nancy.
Gedurende een 2-tal jaren, 1882-84, hadden de genoemde
[p. 403]heeren veel te verduren van de publieke opinie en diende hun streven niet weinig tot mikpunt voor den spotlust van het zoogenaamd ontwikkeld publiek. De pijlen der spotters gleden echter af op het harnas der waarheid en de spotzucht verstomde, toen achtereenvolgens deze mannen de uitkomsten van hun onderzoek het licht deden zien door de uitgave van een 3-tal werken.
Bernheim schreef zijn boek ‘De la Suggestion et de ses applications à la thérapeutique’, waarvan het 1e gedeelte in 1884 en het 2e in 1886 verscheen, van uit een klinisch gezichtspunt. Scherpzinnig en uitmuntend geneesheer, beschikkende over alle hulpmiddelen tot het stellen eener nauwkeurige diagnose en allezins ervaren in de toepassing dier hulpmiddelen, zoo was het den Nancy'schen hoogleeraar gegeven een werkelijk practisch boek te schrijven. Bernheims's boek is een uitmuntende leiddraad voor ieder geneeskundige die neiging gevoelt tot studie en toepassing van de hypnotische Suggestie in zijne praktijk.
In April en Mei 1884 werden een reeks van zittingen van de ‘Académie des Sciences morales et politiques’ te Parijs in beslag genomen, door de voorlezing eener in datzelfde jaar door A. Picard uitgegeven brochure van Jules Liégeois.
Op juridiek terrein werd dus, door dezen verdienstelijken rechtsgeleerde de brandende lont in het kruit geworpen. Zijne studie: ‘De la Suggestion hypnotique dans ses rapports avec le droit civil et le droit criminel’ maakte een buiten-gewonen indruk op de gemoederen van de leden der Académie, doch niet minder op het groote publiek daar buiten en gaf aanleiding tot levendig debat.
Liégeois opent de oogen van de regeering en dwingt ze haar aandacht te schenken aan dit zoo gewichtig en in hare gevolgen zoo ver strekkend onderwerp.
Van de hand van Dr. H. Beaunis verscheen eindelijk in 1886 een boekdeeltje, getiteld: ‘Le Somnambulisme provoqué’ (Etudes physiologiques et phychologiques), waarvan de bestudeering ten zeerste de moeite loont. Het bijna wonderbaarlijk
[p. 404]karakter der Somnambule-verschijnselen, meent de physioloog van Nancy, mag den ernstigen geleerde van haar studie niet weêrhouden, maar moet hun veeleer aansporen om haar verklaring te zoeken.
De wetenschap koestert noch vrees, noch eerbied voor het wonderbare; dit lokt haar daarentegen aan, het geheimzinnige prikkelt haar tot nadenken, tot onderzoeken. Zij gelijkt niet den profaan die behagen schept in het duistere, in het onbestemde van de zaak, maar zij streeft er na de nevelen te verbreken en overal licht te ontsteken.
Het kunstmatig Somnambulisme verdient ook vooral daarom ernstig bestudeerd te worden, omdat in die zonderlinge en schijnbaar niet voor uitleg vatbare verschijnselen, de kiem verscholen ligt van eene vèr strekkende omwenteling in de physiologie en de psychologie.
‘L'hypnotisme fournit aux philosophes, ce qui leur manquait jusqu'ici, un procédé d'analyse des phénomènes de conscience, et une véritable méthode de psychologie expérimentale.’

Zal ooit de toepassing der hypnotische Suggestie in de gewone praktijk uitvoerbaar zijn? vraagt men wellicht.
Braid was van meening dat er niet aan te denken zou zijn het hypnotisme in de algemeene praktijk toe te passen, tenzij den arts geschikte assistenten ten dienste stonden die hem het tijdroovende van het verwekken en onderhouden van den kunstmatigen slaap bespaarden.
Laat mij hierop onmiddellijk antwoorden dat Liébeault dit bezwaar op de meest volkomen wijze heeft uit den weg geruimd.
Aanvankelijk bezigde hij de methode van Dupotet, in hoofdzaak bestaande in het doen van ‘passes’ doch verliet deze als te tijdroovend; de handelwijze van Braid - het laten fixeeren van een glinsterend voorwerp met sterk naar boven geconvergeerde oogassen - bleek hem minder zeker in hare uitkomsten, maar ook veel minder onschuldig in hare gevolgen. Door het vermoeiende pseudo-strabismus van de oogballen, gepaard aan het langdurig staren op een blinkend
[p. 405]voorwerp, zag hij somwijlen hevige stuipen ontstaan.
Zoo hij enkele malen - wanneer de te behandelen persoon voor zijne gewone wijze van in slaap brengen ongevoelig blijkt te zijn - nog zijn toevlucht neemt tot Braid's methode, dan past hij deze zeer gewijzigd toe, en volgt daarom den raad van Durand de Gros. Het te fixeeren voorwerp schittert niet en de patient houdt het in zittende positie zelf vast en wel ter hoogte van de knieën.
Men vermijd hierdoor het onstaan van het scheelzien en de overprikkeling van het netvlies.
Onvoldaan over de genoemde methodes, zocht en vond Liébeault een middenweg. Hij liet zich nog door den patient in de oogen zien, gedurende een tot twee minuten, maar sprak hem te gelijk op zachten en overredenden toon toe: dat hij zou gaan slapen, dat hij sliep; sloot de lijder zijne oogen niet dan drukte hij weldra zacht en geleidelijk het bovenste ooglid neder, steeds met zachte stem en herhaaldelijk de voornaamste kenteekenen van den slaap opsommende.
Door deze veelvoudige, eenzelfde doel beoogende Suggestie, nestelde zich het denkbeeld van slapen meer en meer in het brein van patient en eindigde met er wortel te vatten.
Sedert deze groote verbetering in de wijze om de hypnose in te leiden, door Liébeault tot stand gebracht was, sliepen zijne zieken kalm in en veel spoediger. Hoogstzelden trof hij personen aan, die bij eene eerste séance nog verschijnselen van onrust, van dyspnoe enz. vertoonden; de hypnose werd in een ommezien verkregen en de lijder ondervond hetzelfde gemak, genoot dezelfde rust, als in zijn natuurlijken slaap.
Een gewichtige, niet gering te schatten factor bij het verwekken - voor de eerste maal - van den slaap door Suggestie, is het zoogenaamde ‘entraînement’, berustende op de ons aangeboren zucht tot navolging en nabootsing.
In Liébeault's patientenkamer, vindt men een groot aantal eenvoudige doch zeer gemakkelijke stoelen, waarop zij die hunne beurt van behandeling afwachten, gezeten zijn. Vooral
[p. 406]op drukke dagen, bij grooten toevloed van zieken, is het geen zeldzaamheid dat de jongstaangekomene een, ja twee uren wachten moet, alvorens geholpen te worden. Liébeault's séances zijn quasi-publiek.
De opérateur houdt zich 10 minuten, hoogstens een kwartier bezig met den patiënt, die in een gemakkelijken armstoel naast hem gezeten is en doet de noodige suggesties in tegenwoordigheid van het publiek. Dit nu bestaat natuurlijk nagenoeg zonder uitzondering uit zieken en hunne begeleiders.
Het zien slapen en de eentoonigheid van het hooren doen der suggesties is eene zoo uitmuntende voorbereiding dat niet zelden de nieuweling die aan de beurt komt, de oogen sluit en inslaapt zoodra hij plaats heeft genomen op de fauteuil, voor dat de opérateur nog tijd heeft gehad iets te doen of te zeggen.
Er bestaan natuurlijk uitzonderingen. Niet ieder wil behandeld worden in tegenwoordigheid van anderen. Enkele personen slapen niet dan in de meest volkomen afzondering en stilte. Voor deze zijn de ‘Séances particulières.’
Kan iedereen in hypnotischen slaap worden gebracht? Het antwoord luidt volmondig ja, tenminste met zeer zeldzame uitzonderingen, en ik geloof zelfs dat wanneer men in elk bizonder geval, alle gunstige voorwaarden kon zamenbrengen het een geschikt hypnotiseur gelukken zou iedereen in slaap te maken.
De hypnotische slaap is toch alleen daardoor verscheiden van den natuurlijken slaap, dat de in hypnose verkeerende met het denkbeeld insliep door den hypnotiseur in dien toestand gebracht te zijn: aanraking en toespreking van dezen stoort daarom in geenendeele eerstgenoemde; de gehypnotiseerde is - wat men noemt - in verbinding met den hypnotiseur.
Even als zulks het geval is met den natuurlijken slaap, zoo merkt men ook in den hypnotischen slaap tal van schakeeringen.
Niet ieder ondervindt den invloed even sterk. Vele omstandigheden wijzigen dezen. Intusschen kan men veilig aannemen
[p. 407]dat van de honderd personen 92 gemakkelijk in hypnose kunnen worden gebracht.
Volgens eene statistische opgave betreffende de personen die zich in den loop van een gansch jaar (Aug. 1884-Juli 1885) aan Liébeault's behandeling onderwierpen, en wier getal 753 beliep, bleken te komen in:
1.
Somnambulisme
141
2.
Zeer diepen slaap
62
3.
Diepen slaap
271
4.
Lichten slaap
143
5.
Slaperigheid
76
terwijl
6.
Niet onder den invloed
60
kwamen.
Naar gelang van de meerdere of mindere volledigheid van den slaap, is ook de invloed af te meten die den hypnotiseur heeft op zijn sujet; doch ook in den minsten graad van slaap bestaat eene meerdere mate van vatbaarheid voor suggestie dan in den wakenden toestand.
Zelfs dan wanneer een patient onvatbaar schijnt voor hypnose, zelfs dan is het mogelijk door suggestie therapeutisch effect te verkrijgen.
Bij mijn bezoek te Nancy, zag ik Liébeault dagelijks eene dame behandelen die niet geïnfluenceerd scheen te worden, dat is: die niet sliep. Zij nam op den stoel plaats, werd gedurende ongeveer 10 minuten gefixeerd door den operateur, terwijl deze haar de suggestie deed en desniettemin was het resulaat zeer bevredigend.
Genoemde patiente had langen tijd geleden aan overmatige bloedingen, was onder behandeling geweest van meerdere geneesheeren, waaronder ook een specialiteit in gynaekologie.
Er bestond geen organisch gebrek, maar alle, zoo plaatselijke als algemeene behandeling, bleef zonder resultaat en de lijderes was een toonbeeld geworden van bloedarmoede.
Uitermate verzwakt en gefolterd door een reeks van aan den toestand van anemie eigene zenuwverschijnselen, nam zij haar toevlucht tot Liébeault.
[p. 408]
Reeds na acht dagen was de bloeding gestild; de menstruatie werd langzamerhand tot de norma teruggebracht en alle nevenverschijnselen weken.
Ik zag eene volmaakt gezonde vrouw met een bloeiend uiterlijk. Niettegenstaande zij reeds lang hersteld was, kwam zij nog dagelijks terug.
Nooit had Liébeault haar zelfs in somnolentie kunnen brengen.

De indruk dien ik heb gekregen van mijn bezoek aan de kliniek zoo van Liébeault als van Bernheim, dien welken ik ontving door de studie der reeds zoo uitgebreide litteratuur over dit onderwerp en eindelijk mijne eigene, hoewel nog jonge ervaring wettigen mij het navolgend oordeel uit te spreken.
Het Hypnotismus gerugsteund door de Suggestie is door Braid het eerst als wetenschappelijk hulpmiddel bij de behandeling van zieken erkend en toegepast. Aan Liébeault komt de verdienste toe deze wijze van behandeling veel verbeterd en voor de praktijk volkomen bruikbaar gemaakt te hebben.

Goes, 24 Juli 1887.